Door Alko van der Laan
Het buurtschap Ellerhuizen ligt in de gemeente Bedum en omvat het gebied ten oosten van het Boterdiep met de Ellerhuizerbrug langs de Ellerhuizerweg tot aan de Sint Annerweg. Het gedeelte aan de westkant van de brug heet Willemstreek en valt onder Noordwolde. Ellerhuizen lijkt in eerste instantie op een gewone buurtschap met boerderijen, maar als men zich wat meer in de geschiedenis gaat verdiepen komen verrassende feiten aan het licht. In dit artikel wordt eerst in het kort ingegaan op de vroege geschiedenis van Ellerhuizen, daarna wordt aan de hand van veel foto’s en kaarten uitgebreid ingegaan op interessante historische gegevens en bijzonderheden over deze oude buurtschap.
Topografische kaart uit 1982.1 Linksboven ligt Bedum, links het Boterdiep en linksonder de Ellerhuizerweg die doorloopt tot Sint De letters bij de markeringen op de kaart geven aan: A. De plaats van de kapel van Ellerhuizen; B. De plaats van de Krimstermolen voor de verhuizing naar het Boterdiep tussen Ellerhuizen en Zuidwolde; C. De mogelijke plaats van de kerk van Oostbedumerwolde; D. De mogelijke plaats van het kerkhof Lutjewolde.
Ellerhuizen, ooit Eldershusen of Aylardahusum genoemd, duikt als nederzettingsnaam in schriftelijke bronnen pas op in de late 14e eeuw; om precies te zijn in 1384. De naam is samengesteld uit de mans- naam ‘Aylard’ of de geslachtsnaam ‘Aylarda’, plus het achtervoegsel -hus (huis). De relatief late vermelding sluit echter niet uit dat het buurtschap aan- merkelijk ouder is dan 628 jaar.2
Kaart van Groningen omstreeks het jaar l000.3 De donkergroene lijn boven is de huidige De zwarte stipjes zijn de wierden. Donkergroen zijn relatief hoge ruggen op de kwelder, lichtgroen is de kwelder. Bruin is het veengebied. De gele uitloper onder is de Hondsrug.
Ontginning en bewoning
Egge Knol schrijft in het Boerderijenboek Middelstum-Kantens 4:
De ontginning van dit veen leek aanvankelijk erg succesvol. Ontwaterd veen leent zich goed voor akkerbouw, vooral rogge werd veel verbouwd. Maar veen is in feite niet vergaan plantaardig materiaal. Ontwatering van veen betekent ook dat zuurstof bij de plantenresten kan komen zodat het verrottingsproces op gang komt. Het gevolg is een rappe bodemdaling. Dit proces vond plaats in het gehele ontgonnen veengebied. Zo ontstond een kom tussen de kwelders aan de kust en het veenachterland. Het gevolg van de bodemdaling was wateroverlast. In de eerste plaats doordat veenrivieren zoals de Fivel hun water niet meer kwijtraakten. Het bleef hangen in de kom. Al met al vormde het binnenwater afkomstig van de hoogopgegroeide venen en het zandachterland de eeuwen door een groter probleem dan het zeewater. Zolang have en goed op een wierde stonden was een overstroming hinderlijk, maar met afgaand water loste dit probleem zich weer op. Maar na de bodemdaling kon het water over de kwelder in de achterliggende kom komen. Het water bleef nu maanden op het land staan, zonder goede afwatering. De oplossing voor dit probleem werd rond 1000 gevonden met het graven van het Damsterdiep en het Winsumerdiep. Nu kon de kom ontwaterd worden. Om de kom tegen zeewater en instromend water van de hooggelegen delen te beschermen werd rond het jaar 1200 de Wolddijk aangelegd om een groot gebied rond het huidige Bedum. De eerste bewoners kwamen vermoedelijk uit Noord-Duitsland of uit Drenthe. Op het puntje van de Hondsrug had zich de Stad Groningen gevestigd. Links hiervan het riviertje de Aa en rechts de rivier De Hunze. Bij Noorder- hoogebrug komen ze bij elkaar en gaan verder als Reitdiep. (Eigenlijk had deze rivier ‘Hunze’ moeten heten. AvdL) Tussen deze kwelderwallen ligt een brede strook lagere gronden, die eerst later in cultuur zijn genomen; in natuurlijke toestand waren deze begroeid met laag vochtminnend bos. De plaats- en veldnamen op wold wijzen daar op.
Hoogtekaart van Innersdijk 5 Het donkergroene gedeelte van deze kaart is het laagst gelegen ge- deelte van dit gebied. De lichtere vlekjes zijn de hogere gedeelten waarop de boerderijen staan of ooit hebben gestaan. Duidelijk is te zien dat de rij boerderijen in Ellerhuizen doorloopt over Lutjewolde naar Thesinge.
Het laaggelegen gebied
De rode lijn is de Wolddijk die linksonder begint in Noorderhoogebrug. Bij de halve cirkel, ‘De Poel’, is vroeger een dijkdoorbraak geweest. De Wolddijk maakt bij Westerdijkshorn een bocht naar rechts in de richting van Ter Laan. Hier loopt de dijk na de spoorwegovergang onverhard door tot het Kardingermaar en vervolgt zijn weg over de westelijke oever. Bij de Halteweg wordt de dijk weer Wolddijk die langs Dijkshorn loopt tot aan het Damsterdiep. De Wolddijk is omstreeks het jaar 1200 aangelegd. Het buurtschap Ellerhuizen ligt midden in dit door de Wolddijk begrensde gebied, dat Innersdijk wordt genoemd. Op de kaart zijn de verkavelingspatronen goed te zien. In de loop van de tiende eeuw werd de ontgin- ning ter hand genomen vanaf het hoger gelegen ge- bied met Adorp, Sauwerd, Winsum en vanaf Emerderwolde, Hemerderwolde en Stedum.
Deze foto laat zien dat de spoorlijn het onverharde deel van de Wolddijk kruist bij de inrit naar boerderij Ter Laan 34.
Dichtbij de brug zal een oude priel zijn oorsprong hebben gehad en gestroomd hebben naar het De Ellerhuizerweg is op de oever langs de priel aangelegd. In de bocht bij boerderij Molenhoeve loopt het oude tracé van de weg rechtdoor tot aan Schultinga. De weg vanaf dit punt tot de Sint Annerweg is in 1925 aangelegd.
De Schepperij 6
Zijlvesten
Alle te ontwateren gronden werden ingedeeld in zogenaamde zijlvesten. Deze werden weer verdeeld in eenheden die men schepperijen noemde. De schepperijen werden op hun beurt weer onderverdeeld in zijleden. Zo heeft de Schepperij Innersdijk negen zijleden die werden bestuurd door scheppers. De namen van de negen zijleden of ‘Eeden van De Scepperie Innersdijk’ zijn:
A Laanster Eed
B Wijtzenborger -
C Wijkster ofte Ponta -
D Ellerhuister -
E Zuidwolder -
F Beijmer -
G Sauwerwolder -
H Noordwolder -
I Noordijkster ingelaten landen
Schetskaart uit 1756 met een detail van ‘De Scepperie Innersdijk’.
Zo zien we op bovenstaande schetskaart kaart uit 1756 onder B de Wijtzenborger Eed. Die naam geeft aan dat de ‘Wijtzenborg’ een belangrijke boerderij was. De boerderij werd bewoond door de ‘eigenerf- de’ boer Eeime Roelef. Ook zien we de Wijkster- of Ponta Eed. Er staat bijgeschreven: Het huy wijk waarvan Peter Tonnis eigenaar is. Het woord ‘huy’ is niet een verbastering van huis maar betekent ‘het woongebied van Wijk’. (Nu Ellerhuizen 27, de boerderij van de familie Wiersema.) In de loop der jaren zijn al deze schepperijen samengevoegd tot wat nu heet: Waterschap Noorderzijlvest.
Kaart waarop de parochiegrenzen worden aangegeven
Verdwenen kerken
O.D.J. Roemeling7 schrijft in 1977:
Al voor de oprichting van het bisdom Groningen in 1559 manifesteerden zich hier de kerkelijke gemeenten (parochies) Garmerwolde, Heidenschap, Ten Boer en Thesinge. Ten westen hiervan lagen de parochies Bedum en Zuidwolde. Voordien echter kende dit gebied meer parochies: Emederwolde, Hemederwolde en Stederwolde (Stuurwolde), terwijl naast Bedum nog Oostbedumerwolde en Ellerhuizen genoemd worden. Prof. Boersma maakt melding van een “Old Kerkhof” aan de Bedumer zijde van het Kardinger- maar en schrijft dat daar vermoedelijk de paro- chiekerk van Bederwolde lag. De ligging oostelijk van Bedum van dit “Old Kerkhof” en de naam Oostbedumerwolde zijn niet in tegenspraak met elkaar. Het gebied dezer parochie kan zijn samengevallen met dat van de rechtsstoel Ter Laan en Reitland. Aan het zelfstandig bestaan van de parochie “Asterabederwalda”, omstreeks 1450 nog met een schatting van 3 schilling (Bedum 18 schilling) in het parochieregister opgevoerd, kwam spoedig een einde: het parochieregister -1501(?) vermeldt bij “Osterbedewolt”: “annexa Bedum”.
Deze foto is gemaakt vanaf het viaduct in de Thesingerweg over de Eemshavenweg. Links laat de loop van de sloot de ‘inham’ zien waar mogelijk het kerkhof was van Oostbedumerwolde.
De ligging van Oostbedumerwolde
Volgens Jan Molema8 ligt de plaats van de ver- dwenen kerk van Oostbedumerwolde aan de The- singerweg. Op afbeelding 1 is bij D een inham (donkergroen) op de grens met de gemeente Ten Boer te zien. Deze inham geeft de plaats aan waar vroeger een kerkhof was. Volgens voormalig bewoner J. Sturing van boerderij Thesingerweg 6 is er bij de aanleg van de Eemshavenweg in 1976 een gedeelte van dit kerkhof ‘verstoord’ en zijn er beenderen aan de oppervlakte gekomen die toen weer met zand zijn bedekt.
Coos Stolwijk, zijn zoon en Harm Jan Zuidema op wat waarschijnlijk eens de wierde Oostbedumerwolde was.
Op afbeelding 1 is bij C, op het land van Coos Stolwijk (Ellerhuizen 32) ongeveer 200 m ten zuid- oosten van de boerderij, nog een verhoging in het landschap te zien. Door de vader van Coos Stolwijk is deze wierde in de jaren dertig van de vorige eeuw ongeveer een halve meter afgegraven. Dit stuk land heet in de volksmond nog altijd “het kerkhofland”. Het hierbij behorende kosterijland, met een oppervlakte van bijna 5,5 are, was in 1828 eigendom van de kosterij van Bedum. Onder een molshoop is een deel van een kloostermop gevonden die doet vermoeden dat er nog gra- ven of het fundament van een kerk aanwezig zijn. Nader onderzoek en een opgraving zullen moeten uitwijzen welke van deze twee wierden in aan- merking komt voor de plaats van de voormalige kerk van Oostbedumerwolde.
Op de achtergrond de boerderij van de familie Wiersema-Berends, Ellerhuizen 27. Het verhoogde land op de voorgrond heet nog altijd “de bulten”.
De kapel van Ellerhuizen
Op afbeelding 1 lag bij A de kapel van Ellerhuizen, die ook een eigen rechtsstoel had. Die moet al voor het midden van de 15e eeuw weer met Bedum zijn verenigd, aangezien de kapel in het parochieregis- ter uit de 16e eeuw niet meer genoemd wordt.
Van Wageningen9 schrijft:
Men was vroeger van mening dat er in Ellerhuizen een kapel geweest was op de plaats van boerderij Het Hoge Heem.
Meester Rijkens uit Wehe deelde oorspronkelijk die mening. Hij heeft er in de Leenster Almanak van 1831 over geschreven. Daarin zegt hij, dat het binnenhuis van ‘t Hoog- heem lang de sporen van een kapel toonde, maar dat sinds de vertimmering alle kenmerken te niet waren geraakt.
Rijkens schrijft in 1842 weer een artikel over de kapel van Ellerhuizen.10
Hij schrijft dat hij in de paasvakantie van 1841 zijn kinderen te B. en M. bezocht. Toen ontmoette hij koopman W. uit Bedum. Deze vertelde hem in het voorbijgaan dat men bij de boerderij van K. Wijk onder Ellerhuizen, bij de slechting van een hoogte, een menigte mensenbeenderen en zware stenen had gevonden. De koopman raadde zijn kennis aan daar eens een kijkje te nemen. Hij schrijft dan: De man, welke met de slechting der hoogte, op order van den Heer K. Wijk was belast geworden, delfde, onder het verwerken der aarde, eene menigte zware steenen uit den grond, die op eene aanzienlijke diepte gevonden werden, en nog een gedeelte van het oude fondament uitmakende, be- nevens hoek en rondsteenen, zoo als men nog heden in de meeste oude Kerken dikwijls met kunst en smaak ziet aangebragt; ook eene menigte puin en doodsbeenderen, welke laatste men, om nog eenige onderscheiding te bewijzen, afzonderlijk op eenen hoop had zamen geworpen (…). Het gebouw schijnt van eenen kleinen omvang ge- weest te zijn, zooals de grondslagen aantoonden. Aan den noordkant van de Kerk, scheen het Kerkhof of de begraafplaats geweest te zijn, blijkens de ge- raamten daar voor ‘s hands gevonden. Opmerkelijk vond de vreemde werkman het, en te regt, dat hij, bij naauwelijks één voet diepte onder den grond, zes gave sceletten, om mij zoo eens uit te drukken, bij elkander ontdekte; vijf met de hoofden naar het westen: ééne in ongewone houding met het hoofdeind naar het oosten; alle ongekist; waarschijnlijk met kleederen, zonder vorm van het gewone ge- bruik, zoo voor ‘s hands begraven. Wie weet hoe lange deze beenderen daar zullen gerust hebben! (…) In den omtrek van deze steenklip vindt men nog 18 à 20 heuveltjes, vroeger bewoonde heemsteedjes (…). Dat men bij sommige tijden, boven het zwijgend Kerkhof een brandend lichtje geduriglijk heeft zien zweven, behoort tot de sage’s van vroegeren tijd. De 20 steenklipjes zijn vermoedelijk huiswierden geweest. Bij de afgraving heeft men hier een kogelpot en een vroeg Rijnlands kannetje gevonden.
Detail van de Coenderskaart. Deze oudste wandkaart van de provincie Groningen is in ca. 1678 vervaardigd door de gebroeders Wilhelm en Frederik Coenders van Helpen. In het midden Elderhuissen. De borgen Folkerda, Alma, Thedema en Schultinga zijn duidelijk aangegeven.
Deze kaart uit de atlas van Huguenin van 182111 geeft al een redelijk betrouwbaar beeld. Onder de letter N het Boterdiep. Links hiervan de Noordwolderweg en rechts de Ellerhuizerkleiweg. Ook de boerderijen en sommige huizen zijn al aangegeven.
Boerderijen en huizen met interessante historie
De boerderij van Hopma, Ellerhuizen 1, gefotografeerd in 1947.12
Gevelsteen uit 182113 waarop staat gebeiteld: Geugien Roelfs Hopma en Hindertje Klaassens Wijk en hun vier kinderen met de tekst: De veeteeld is onze bezigheid Naast ’t eerlijk akkerploegen Weldoen gepaard met matigheid Geeft rust en vergenoegen. Wanneer Geugien en Hindertje overlijden worden ze op het erf van de boerderij begraven. Hun grafzerken bevinden zich in zuidoostelijke hoek van de tuin. Dit noemt men ook wel een sibbekerkhof (sibbe is naaste familie).
De twee bovengenoemde graven omgeven door een smeedijzeren 14 Rechts hiervan een schuin opstaande muur met vier gedenkstenen afkomstig van het kerkhof van Bedum.
De tekst op de twee grafzerken:
Rustplaats van mijnen geliefden Echtgenoot Geugien Roelf Hopma, geb. den 6 Mei 1771 getrouwd met Hendertje Klaassen Wijk op maandag den 24 April 1791 Overleden den 19 April 1843 en op maandag den 24 April zijnde onze 52 jarige Trouwdag alhier begraven nalatende zijne bedroefde Echtgenote en vier kinderen.
De vier gedenkstenen15 zijn van:
1= Anno 1756 de 4 Maarsij ys Yan Yans yn sijns ouderdooms van 39 yaar ontslapen, verwachtende een salyge opstandinghe door Yesum Christum.
2= Anno 1768 den 22 November is de E. Jan Jans overleden en is op den 1 December alhijr begraven oudt zijnde 27 jaar en 5 weken.
3= Roelf G. Hopma + 1826 en
4= Etje J. Schuringa + 1833.
Naam 2 is van de eerste echtgenoot van Etje J. Schuringa en naam 1 diens vader. Roelf en Etje waren de ouders van Geugien Roelf Hopma. Hopelijk zullen de huidige bewoners van de boerderij, de familie Mulder, deze graven goed onder- houden en met respect behandelen!
Vanaf het fietspad naar de Krimstermolen zijn de graven, omgeven door een smeedijzeren hek, te zien.16
Het ‘Hoge Heem’, Ellerhuizen Begin vorige eeuw (1905) werd de boerderij ‘Hoogheem’ in Ellerhuizen verbouwd. Op de foto17, gemaakt op het erf van de boerderij, zien we links boven boer Feringa, rechts zijn vrouw en hun beide dochters Martje en Miena, daarachter de dienstbode. Naast de boer staat timmerman Westerhof uit Noord- wolde, schuin voor hem diens zoon. Links leunend op de zeis Jacob Laninga, eerst kleine, toen grote knecht en tenslotte arbeider bij Feringa. De jonge man rechtsonder is Barteld Ritsema en de hond ‘Sieto’.
’t Blauw Börgje, Ellerhuizen 21-23, stamt uit de eerste helft van de achttiende eeuw en deed dienst als gemeenschapshuis en café voor de bewoners van Ellerhuizen. In 1848 kocht ‘koornschip- per’ Derk Hendriks Breedland het In 1878 werd het café verbouwd tot een dubbele woning met een uitbouw aan de zuidgevel. Het was in die tijd gebruikelijk dat de omwonenden zelf verantwoordelijk waren voor het onderhoud van de weg. Dit deed men door het eigendom van de weg te verdelen in aandelen. Bij verkoop van een boerderij werd het aandeel mee verkocht. De boeren aan de Ellerhuizerweg hadden regel- matig onenigheid over het onderhoud of over een aandeel in de plaatselijke weg. In 1878 werd de Ellerhuizerweg met steenslag verhard tot een grind- weg (macadamweg). De zaak werd beslecht in het huis met de blauwe dakpannen, ‘t Blauw Börgje. In 1974 werd het voormalig korenschippershuis ei- gendom van Jan Wilzing en hij restaureerde het met veel gevoel voor historie. De topgevel aan de west- kant is bijzonder mooi met de twee muurankers en een sieranker. De luiken zijn nieuw gemaakt, maar opgehangen met de oude gehengen. Het huis staat op de lijst van Rijksmonumenten.
Het huis van Bijmolt, Ellerhuizen
Jan Bijmolt was voor de boeren de commissionair die de granen en peulvruchten verkocht op de Korenbeurs in Groningen. Vóór het autotijdperk verkocht Bijmolt niet alleen het graan maar bracht het ook met paard en wagen naar de pakhuizen in de stad Groningen.
Tekening gemaakt door het Groninger Ploeglid Jan van der Zee18, een vriend van Riekele Prins. Uit erkentelijkheid voor 50 jaren Toegewijde Arbeid als Commissionair in Granen voor de Landbouwers van Ellerhuizen en Omgeving werd deze prent in 1954 aan Jan Bijmolt De handtekeningen zijn afkomstig van landbouwer J.R. Nienhuis, fouragehandelaar Datema en chauffeur Wiersema.
Licht weeginstrument van Jan
Arbitragecommissie in de Korenbeurs te Groningen. Rechts Jan Bijmolt.
Monsterzakje met opschrift ‘Bijmolt Ellerhuizen’.
Koolzaaddorsen in de oorlog op het land van de familie Nienhuis, Ellerhuizen 24.19
De olie werd onder andere gebruikt voor verlichting. Het kleed waarop gedorst werd, was gehuurd van Drewes Oudman. De jongen op de voorgrond is Jaap Nienhuis.
Het oogsten en op de ruiters zetten van groene erwten.
Grafzerk voor de deur van Robbe, Ellerhui-zen 26. De tekst is gedeeltelijk te lezen: Anno 1752 28 Februari Kornelis Roelfs in leven bakker te Bedum. Kornelis Roelfs is gedoopt op 30 december 1698 te Bedum. Hij is dus 53 jaar geworden. Hij was net als zijn vader, Roelf Doojes Backer, bakker in Bedum.
Detail van de grafzerk met het huismerk van de familie Backer.
Waarschijnlijk hebben de nazaten van Kornelis, de familie Haverkamp die later op deze boerderij woonde, de grafzerk van het kerkhof in Bedum gehaald toen daar graven werden geruimd. Een zuster van Kornelis, Hijcke Roelfs, was getrouwd met Reinder Geerts. Zij waren de ouders van Geert Reinders, de bestrijder van de veepest. Reinder en Hijcke waren molenaars op de molen aan de Molenweg. Naar hun beroemde zoon is het Geert Reinderspark in Bedum genoemd.
Boerderij ‘De Wijk’ van de familie Wiersema, Ellerhuizen 27. 20
In het midden de oostelijke boerderij van de familie Wiersema-Berends en links de westelijke boerderij. Deze werd omstreeks 1960 afgebroken en de kapschuur omstreeks 1990.
Op de genoemde schepperijkaart (afbeelding 6) wordt als eigenaar van het ‘huy wijk’ een Peter Tonnis vermeld. Deze Peter Tonnis is de vader van Jan Peters, de eerste echtgenoot van Anje Jans. Zij woonde zowel met haar eerste echtgenoot Jan Peters, als met haar tweede echtgenoot Claas Harms Wijk op de oostelijke boerderij. De westelijke boerderij werd in 1781 door Claas Harms Wijk en Anje Jans aangekocht. In 1855 kocht Garbrand Siert Wiersema de boerderij. De boerderij wordt tot op de dag van vandaag bewoond door de familie Wiersema!
Boerderij ‘De Wijk’ geschilderd door Riekele Prins toen hij 16 jaar was.
Riekele zat op een goede dag in het land van Wiersema te schilderen. Toen het schilderij klaar was, belde hij aan om het te verkopen. Mevrouw Wiersema wilde het wel kopen, maar dan moest er eerst een lijst omheen. Voor de prijs van f 2,50 kocht zij rond 1921 het schilderij zoals het hier staat afgebeeld.
Boerderij ‘Witsenborg’, Ellerhuizen
Of de ‘Witsenborg’ vroeger een echte borg was, valt moeilijk te zeggen. Vooralsnog is er geen be- wijs voor. Wel was het een ‘edele heerd’, omgeven door grachten. In 1849 was Maria Jans Woldring, weduwe van Allert Jan Veldman, eigenaresse en werden de za- ken door haar zoon Jan Aldert waargenomen. Jan Aldert Veldman trouwde in 1870 met Diewerke Freerks Bouwman. Beiden hadden een onbuigzaam karakter. Bij de verbouwing van de boerderij waren ze het oneens over de plaats van de deur naar de pronkkamer. De timmerman kwam toen Jan Aldert aan het werk was en plaatste op verzoek van Diewerke de deur. Bij thuiskomst keurde Jan Aldert de plaats af. de deur moest verplaatst worden. Overdag liet zijn vrouw de deur weer terugplaatsen en ‘s avonds keurde hij de plek weer af. Zo ging het meerdere keren. Uiteindelijk kreeg Jan Aldert zijn zin. Met de aanleg van de tuin was het niet anders. Zij wilde een Engelse tuin en hij een park. Na veel heen en weer gepraat kreeg Diewerke een Engelse tuin en Jan Aldert een park. Nee, zo zegt men, ze maakten geen ruzie. Ze daagden elkaar uit om te zien hoe ver ze konden gaan...
Boerderij ‘Witsenborg’ rond Achter de boerderij een kapschuur en een paardenwas (een ondiepe bak met water waar de paarden die van het land kwamen doorheen liepen om de hoeven schoon te maken).
Vroeger werden er ’s avonds op de boerderijen veel spookverhalen verteld. Zo ook op de ‘Witsenborg’. De broers Freerk en Aldert Veldman hadden achter het beschot bij het bed van de knecht een gewichtje gehangen met daaraan een touw naar beneden. Toen de knecht na een spookverhaal naar bed ging en net lag te slapen, trokken zij aan het touw waardoor het gewicht tegen de wand ‘klopte’. De knecht kwam overstuur naar beneden en zei dat het spookte. De broers gingen met de knecht naar boven, maar zagen niets... Zo ging het een paar keer. De knecht was zo overstuur, dat hij de volgende dag ontslag nam. Hij wilde niet op een boerderij werken waar het spookte! In 1922 erfden Freerk en Aldert Veldman de boerderij ‘Witsenborg’. Zetboer (bedrijfsleider) werd Anne van der Laan uit Sauwerd. In 1928 werd de boerderij verkocht aan de familie Kiers en verhuisde Anne van der Laan weer naar Sauwerd.
Boerderij ‘Witsenborg’ rond 1930. Het voorhuis en de schuur zijn in elkaars verlengde gebouwd; een soort langhuis.21
De smederij van Hoving rond 1924, Ellerhuizen 10, nu Piet Lanting. De personen op de foto zijn v.l.n.r. Marie Klugkist, Krieno Buurma, Pieter van Hoving en een knecht. Krieno Buurma, achter de met de hand bediende boormachine, nam in 1924 de smederij over van Pieter Hoving. Hij was daar smid tot 1960. De smederij werd toen overgenomen door Piet Lanting, maar in 1969 werd het bedrijf door hem beëindigd. De smederij is nog grotendeels in originele staat en het huis wordt nog steeds door hem bewoond.
De ‘Krimstermolen’. 22
Deze molen, gebouwd in 1817, stond aan het Kardingermaar (zie afbeelding 1 onder B). In 1862 werd hij verplaatst naar het Reidland. In 1884 kreeg de molen de naam ‘Krimstermolen’. De molen werd in 1904 herbouwd na een brand in oktober 1903. In 1977 werd de molen verplaatst naar het Boterdiep. Deze molen, die sinds de herbouw van 1904, ook wel ‘Phoenix’ wordt genoemd, is met een vlucht van 24.25 meter de grootste poldermolen in de provincie. Bewoners van het huisje ernaast waren van ±1920- 1956 Jan Dijkema en Ida Dijkema-Grashuis. Daarna woonden er tot 1962 Johannes Wierenga en Hindrikje Wierenga-Dijkema en tot 1964 Gerrit Goudemond en Seike Goudemond-Molter. Later werd het huisje als bergruimte gebruikt door Johan- nes Wierenga. Hij werkte aan de watergangen in de polder.
- Op de gedenksteen staat te lezen: Phoenix 1904 Door vuur verbrand kwam ik tot stand Blijf ik bewaard, veel geld bespaard En had ‘k den wind maar steeds tot vrind Dan bracht ‘k met lust den stoom tot rust.
- De ‘Krimstermolen’, staande aan het Boterdiep onder Zuidwolde, doet nog steeds dienst als noodwatermolen (zie afbeelding 1, linksonder bij Wm). De molen werd in gebruik genomen op 30 april 1979. Op de gedenksteen staat te lezen: Eertijds gebouwd in Reidlands dreven, ben ik vandaar naar hier verdreven. Het werken was mij daar ontzegd, daar de boezem werd verlegd. Thans werk ik aan het Boterdiep, waar men een nieuwe plaats mij schiep.
Tot slot een tekening van het boerderijtje van ‘bocheltje Bolt’ gemaakt door Jan Bakker. ‘Bocheltje Bolt’ komt voor in het boek ‘Het Schaduwbeeld’ van de Bedumse schrijver Arjen Miedema. Dit boerderijtje stond aan het Ellerhuizerkleipad (links is dit pad te zien). De eigenaar was boer en steenfabrikant Bewoners waren achtereenvolgens: Boddeus, Berend Bos, Johan Roggeveld (tot 1950) en Van den Berg. Het boerderijtje werd daarna afgebroken.
Noten:
- Topografische Dienst Nederland 1982, kaart
- Remi van Schaik, ‘Onder vele torens’, Profiel Bedum 2002, pag. 19.
- Egge Knol, Boerderijenboek Middelstum-Kantens 2010, 16. Kaart ontleend aan Vos & Knol 2005.
- Egge Knol, Boerderijenboek Middelstum-Kantens 2010, pag. 15.
- Wim Boetze en Ben Westerink, ‘Een laagte in het klei- land’, Noorderbreedte 2004 nr. 3. De hoogtekaart is afkomstig uit het Actueel Hoogtebestand Nederland.
- H. Wijk, ‘De naam is Wijk’, Profiel Bedum 2004. Kaartje ‘Namen der Eeden van de scepperie Innersdijk’, ca. 1756 (bewaard in de archieven van de Hoge Justitie- kamer te Groningen).
- D.J. Roemeling, ‘De ‘wolde’ parochies tussen Ten Boer en Bedum’, Driemaandelijkse bladen voor taal en volksleven in het oosten van Nederland, 1977.
- Jan Molema, tijdschrift ‘Groninger Kerken’ 2011. Stichting Oude Groninger Kerken.
- Van Wageningen uit Groningen in ‘De Bedumer’ van 14 mei 1965 e.v.
- G. Rijkens, ‘Almanak ter bevordering van Kennis en Goeden Smaak’ voor ‘t jaar 1842. Departement Leens.
- Auteurs: Meindert Schroor en J. Versfelt, 2005.
- Foto: Catharina Vledder-Bolhuis, Noorderhoogebrug.
- Foto: Piet van der Wal, Bedum
- Idem noot 6
- Jan Dijkema, Dossier Oud Bedum, familiearchief Jan van der Laan, Bedum.
- Foto: Grietje Koster,
- Foto: Wout Ritsema,
- Afbeelding 20-23, P. van Dis, Bedum
- Afbeelding 24, 25 en 33, mevr. Hoving.
- Idem noot 6.
- Foto: J. Kiers, Winsum
- Foto: Sweis Ubels, Amersfoort
Verantwoording: De foto’s waarvan de herkomst niet wordt vermeld, zijn gemaakt door Alko van der Laan.